De contextuele benadering werd ontwikkeld door Ivan Boszormenyi-Nagy, een Hongaarse psychiater die werkt in Philadelphia, U.S.A.
Zijn werkt steunt op vier bronnen. De eerste is het psychoanalytisch denken, vooral dan de latere evoluties zoals de object-relatietheorie van Fairbairn.
De existentiële fenomenologie is de tweede bron: Nagy is sterk beïnvloed door het werk van Martin Buber. Derde bron is zijn eigen onderzoek van en therapie met psychotici. Het systeemdenken tenslotte is de laatste bron.
Voor 1979 was de richting bekend onder de naam 'dialectische intergeneratietherapie'. Deze term verwïjst naar de dialectische relatietheorie van Nagy (1965), waarin hij de psychodynamische en de systeeminzichten integreerde. Vanaf het begin van de jaren '70 is het intergenerationele aspect van zijn theorie uitgewerkt en gepubliceerd in 'Invisible Loyalties'.
Sinds 1979 noemt Nagy zijn benadering 'contextuele therapie'. Context verwijst naar de dynamische verbondenheid van de persoon met zijn significante relaties over verschillende generaties. Hierin zijn vier dimensies te onderscheiden: de feiten, de psychologie, de patronen van waarneembaar gedrag en communicatie tussen mensen, en de relationele ethiek.
De aandacht die deze vierde, overkoepelende dimensie van de relationele ethiek krijgt, is uniek en cruciaal bij Nagy. Begrippen als loyaliteit, de balans van geven en nemen, constructieve en destructieve gerechtigheid (entitlement) vallen binnen dit gebied.
Loyaliteit is voor Nagy een regulerende kracht van menselijke systemen. De grond van de loyaliteit in families is de bloedverwantschap. Het feit van het leven zelf gekregen te hebben maakt dat het kind een ethische plicht heeft, en wil vervullen, ten overstaan van zijn ouders. Het is een zijnsloyaliteit, die te maken heeft met het erfgoed van vorige generaties.
Loyaliteitsconflicten zijn inherent aan het leven zelf. In de levensloop snijden horizontale loyaliteitsbanden de verticale. Deze laatste zijn asymmetrisch en onomkeerbaar: men blijft levenslang kind van zijn ouders en ouder van zijn kind. Verbreken, vermijden of ontkennen van die verticale loyaliteit zal ernstig lijden veroorzaken in nieuwe relaties; zo kan bijvoorbeeld de partner de zondebok worden. Symptomen en zelfdestructief gedrag kunnen uiting zijn van 'invisible loyalties'. Onder het begrip loyaliteit ligt de balans van rechtvaardigheid.
Er bestaat in families, door de generaties heen, een soort onzichtbaar grootboek, dat de rekeningen bijhoudt tussen familieleden. Wat uit balans is geraakt in één generatie, hoopt en verwacht men in de volgende generatie weer in evenwicht te brengen (legaat). Het kind zal betrokken worden in de rekeningen die nog vereffend moeten worden tussen ouders en grootouders. Balans verwijst naar dynamiek. Zo lang er voldoende zorg bestaat voor rechtvaardigheid, voor de balans van geven en nemen, blijft de relatie vertrouwen waard. Dit bepaalt de levensvatbaarheid van relaties.
Loyaliteit maakt ook kwetsbaar. Een kind kan uitgebuit worden, in extreme mate geparentificeerd. Dit kind wordt de ouder van zijn ouder: het moet voldoen aan de verlangens, aan de kinderlijke wensen van zijn ouders. Parentificatie kan veel vormen aannemen. Een gebrek aan autoriteit van de kant van de ouders kan het kind zwaar belasten, omdat er eisen gesteld worden die zijn ontwikkelingsniveau overstijgen. De eis dat het kind aan zijn ouders de liefde geeft die de eigen ouder als kind niet gekregen heeft, kan de basis zijn voor kindermishandeling. Het uiteindelijk criterium of de parentificatie al dan niet schadelijk zal zijn voor het kind, ligt in de erkenning: wordt de inspanning van het kind gezien, gewaardeerd en beloond? Is dit het geval, dan verkrijgt het kind recht op aanspraak.
Wanneer niemand het onrecht voor het kind erkent, kan het kind een verworven recht op destructie verwerven en doorgeven door de generaties. Dit kind heeft geleerd de wereld te wantrouwen, zal de rekening aan onschuldige derden presenteren en acht zich niet schuldig aan die acties. Zo kan bijvoorbeeld een incestslachtoffer dat de schuld voor de feiten op zich gekregen heeft, het recht verwerven om revendicatief te zijn, vooral wanneer niemamd de onrechtvaardigheid van de situatie bemerkt. Ze voelt zich slecht en kiest een partner met een geschiedenis van affectieve verwaarlozing. Als moeder toont ze haar dochter niet dat een vrouw waarde heeft. De dochter op haar beurt voelt zich geroepen zich als ouder van haar ouders te gedragen. Ze speelt moedertje in het gezin, voelt zich verplicht op de seksuele toenaderingen van vader in te gaan, en zwijgt uit angst dat het gezin zal uiteenvallen. Ze vertrouwt er niet op dat haar moeder haar kan helpen. Wanneer de feiten aan het licht komen, zegt moeder verontwaardigd: 'Waarom heeft mijn dochter mij niet in vertrouwen genomen, ik kan het niet geloven', enz.
De rekeningen tussen de ouders en hun ouders, worden aan de kinderen gepresenteerd. De ouders voelen geen schuld over wat ze hun kinderen aandoen. Dit is een opvallend signaal bij het verworven recht op destructie. In deze gezinnen is er een spiraal van toenemend destructief recht, een negatieve identiteit die steeds toeneemt. Dit kan doorbroken worden door het verwerven van constructief recht ('constructive entitlement'). Dit gebeurt door aandacht te hebben voor de balans van rechtvaardigheid, zorg te dragen voor de komende generatie en actief naar verbindingen te zoeken met de voorgaande. Zo treedt een positieve spiraal in werking. De 'transgenerationele theorie' van Nagy is niet-deterministisch.
De belangrijkste bijdrage van Nagy is zijn zicht op en gebruik van relationele ethiek als hulpbron in families. Verdienste (merit) verwerven is volgens hem een intrinsieke motivatie. Relationele ethiek is voor Nagy een absolute, fundamentele menselijke realiteit die interacties stuurt. Het gaat over verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid in relaties. De concrete invulling noemt hij een dynamisch proces. In de intergenerationele dialoog tussen mensen wordt overeengekomen welke realiteit van geven en nemen zij als rechtvaardig beoordelen. Nagy zet zich scherp af tegen een pragmatische, technische therapie. Voor hem ligt de essentie van therapie niet in het wegnemen van symptomen of het oplossen van problemen. Therapie is op zoek gaan naar ongebruikte hulpmiddelen, het katalyseren van vertrouwen in moeilijke situaties. Anders gezegd: de familie de kans geven te groeien, en de pijn daarvan te dragen.
De voornaamste methodologische houding van de contextuele therapeut is de multidirectionele partijdigheid. Deze komt reeds tot uiting in het contract: de therapeut is bekommerd voor al degenen die door de therapie beïnvloed worden, ook al zijn die personen niet aanwezig. In de therapie zet de therapeut zich achtereenvolgens aan de kant van alle leden, op een empathische én confronterende manier. De bedoeling is een echte dialoog tussen de gezinsleden op te roepen betreffende ieders unieke positie. De aandacht wordt gericht op hoe het systeem omgaat met rechtvaardigheid en fairheid, en op wantrouwen en vertrouwen. Op die manier wordt de stagnatie, die tot uitdrukking komt in symptomen, doorbroken en komen de personen tot zelf-aflijning en zelfvalidering.
In de therapie van Nagy is niet veel uiterlijke beweging te zien, maar de bewogenheid is groot. De ethische stellingname van de therapeut is geen moraliserend gepreek. Ze roept een proces op in de familie, waardoor vertrouwen en zelfwaarde kan groeien, autonomie in verbondenheid ontstaat, en destructieve patronen doorbroken worden. De familieleden starten een positieve spiraal waarin ze constructief recht verwerven.
Nagy heeft een uitgesproken preventieve interesse. Vooral zijn bekommernis om (eventueel nog ongeboren) kinderen is groot. Zijn werk heeft een belangrijke invloed uitgeoefend op allerlei domeinen waar loyaliteitsconflicten schering en inslag zijn: echtscheidingssituaties, plaatsing van kinderen, één-oudergezinnen, opnieuw-samengestelde gezinnen en adoptieproblematiek. In al deze situaties blïjft hij op zoek gaan naar verbindingen tussen kind en ouders.
Literatuurlijst
Boszormenyi-Nagy, I., en Krasner, B., Tussen geven en nemen. Over contextueletherapie. Haarlem, De Toorts, 1994. Vertaling van: Between Give and Take. A clinical Guide to Contextual Therapy. New York, Brunner/ Mazel, 1986.
Boszormenyi-Nagy, I. en Spark, G.M., Invisible Loyalties. Reciprocity in Intergenerational Family Therapy. New York, Brunner/Mazel, 1973.
Heireman. M. Du côté de chez soi. La thérapie contextuelle d'Ivan Boszormenyi-Nagy. Paris, ESF éditeur(Collection Schiences Humaines Appliquées).
Heireman, M., Het hertrouwde gezin. Psychologische aspecten In: Actualiteiten,9, 1986, nr. 4, p. 124-142.
Heusden, A. van, en Van den Eerenbeemt, E., Balans in beweging: I.Boszormenyi-Nagy en zijn visie op individuele en gezinstherapie. Haarlem, De Toorts, 1983.
Onderwaater, A., De onverbrekelijke band tussen ouders en kinderen. Over de dénkbeelden van Boszormenyi-Nagy en Helm Stierlin. Lisse, Swets& Seitlinger, 1986.
Schlüter, D. (Red.), In het voetspoor van Ivan Nagy. Opstellen over kenmerken en toepassingsgebieden van de intergenerationele familietherapie.
VO-Ca-hier, 1990, nr. 6, Voortgezette Opleiding, Amsterdam.